donderdag 14 oktober 2010

La selva!

Alweer zo'n goeie tien dagen geleden sinds de laatste Peruaanse verwikkelingen op virtueel papier belandden. Ondertussen zijn we alweer een paar ervaringen rijker, waaronder een bezoekje aan de jungle, het Amazonewoud! Na een 11 uur durende rit in een bus nauwelijks die naam waardig, bereikten we vorige week maandag even voor valavond het reservaat Atalaya, in de bufferzone van het Nationaal Park van Manu, in het Amazonegebied. De bufferzone is toegankelijk voor toeristen, zij het steeds onder streng toezicht. Het Amazonewoud is geen bos om es een wandelingetje in te maken op zondagnamiddag! Het overgrote deel van Parque Nacional de Manu is niet toegankelijk voor de westerse medemens. Diegene die het waagt door te dringen tot de kern van het park, riskeert letterlijk een kopje kleiner gemaakt te worden door de indianenstammen die er beschermd worden en met steun van de overheid hun eeuwenoude cultuur in leven houden.

Wij waren al lang blij dat we in de jungle waren, bufferzone of niet, en installeerden onszelf en onze bagage naast ons met muskietennet overdekte bed. Na een koude douche met ecologisch afbreekbare zeep (Nivea- en Elsèvetubekes voor niets meegesleurd) waren we klaar voor een bord hete quinoasoep en gebraden kip met witte rijst (of wat dacht je), vergezeld van sprinkhanen, kevers en reuzegrote vuurvliegen (niet in maar naast ons bord, gelukkig). Om 18u is het pikkedonker in de jungle, dus tegen goed 20u waren de kaarsen opgebrand en zochten we met de zaklamp ons bed op. Het oorverdovende geluid van de wild ruisende rivier en het gekrekel van de miljoenen ons omringende beestjes hielden ons niet al te lang uit onze slaap. De volgende dag zou de wekker ons om 5u uit ons bed wippen.

Dinsdagmorgen vroeg in de morgen, begaven we ons, met een stevig Peruaans ontbijt achter de kiezen (typisch broodje + confituur + sap zonder naam + koffie/thee met poedermelk, mmm? ..), in de richting van de trailer/bus die ons tot aan het reservaat gebracht had. Eén voor één staken we de rivier weer over op een platform van houten planken dat aan een stevige stalen draad hing, en met touw werd voortgetrokken naar de andere kant.

De 'bus' bracht ons langs verlaten indiaanse dorpjes, die ook hier niet van de verkiezingsgekte gespaard waren gebleven, en waar dus alle houten huisjes consequent beschilderd waren met schreeuwerige verkiezingsslogans (om ook de analfabete bevolking tot hun kiezerspubliek te verleiden, worden partijen voorgesteld door ''papa'' (aardappel) of ''pan'' (brood) en wordt er voorgetoond op de affiches en posters hoe je correct moet stemmen). We bezochten een lokaal boerderijtje, waar o.a. een varken lelijk huis hield en de bewoonsters op stang joeg met zijn schriel gekweel als zou ie elk ogenblik tot worsten en mignonetjes gereduceerd worden. De huispapegaai daarentegen ging behoorlijk tam bij iedereen op de schouder en op de foto. Toen ie mijn voorganger royaal onder poepte had ik het wel gezien. Een kiekje van ver zou ook wel volstaan :-).

Achter de boerderij werd een kleine cocaplantage gehouden. Een klein indiaans vrouwtje van goed middelbare leeftijd had zich onder de planten verstopt en sloeg ons met kleine, nieuwsgierige oogjes gade, haar mond vol cocabladeren. Het cocablad wordt al te vaak met de cocaïnedrug geassocieerd, één van de doeleinden van het product. De indiaanse bevolking in Peru, Bolivië, etc. gebruikt de bladeren echter voor tal van andere, heilzame en medische doeleinden. De overheden van die landen ijveren voor de (verdere) legalisering van de coca-cultuur, en voeren hierin een strijd tegen de VS en een aantal (guerilla)bewegingen die zoveel mogelijk plantages willen vernietigen. Eén kilo cocabladeren levert ongeveer 1 euro op. Per persoon mag er twee kilo vervoerd worden naar de steden, wat dus een belachelijk geringe winst oplevert. Op de bus in het terugkeren zouden we door de politie tegengehouden worden, die de hele bus doorzocht en het teveel aan cocabladeren meenam. Wat met de inbeslaggenomene kilo's zou gebeuren, konden we alleen maar vermoeden.

Een uurtje hobbelen later arriveerden we bij de boot, die ons tot bij onze lodge zou brengen. Het huisje dat letterlijk half op rotsen rustte en half boven water hing, zou ons verblijf worden voor één nacht. Na de lunch (pasta met frieten, aardappelen en kip ..) maakten we na een korte boottocht een stevige wandeling iets dieper in 'la selva', de jungle. Een kappucijnaapje bespiedde ons vanuit zijn stekje hoog in de bomen. Verse ananas werd geplukt en ter plekke opgegeten (warm!) en we zagen voor het eerst in ons leven een tros rode bananen, en ook nog een resem andere, inheemse fruitsoorten.

Na de stevige wandeling en een goed uur wachten op de boot (de bootsman had op z'n Peruaans uurwerk gekeken) werd er gedoucht in de lodge met zicht op fauna en flora, want er waren slechts drie muren :-). Gegil en 'geschruwel' van sommige meisjes wees erop dat het water op was en de douche beslist had om over te gaan op het sproeien van verse modder. Gratis spa!

De volgende morgen voeren we rond 4u30 in het pikkedonker richting de favoriete papegaaien-eetplaats. Tussen 5u en 7u10 kan de kleigrond bezocht worden om toekans en zo te spotten. Na een uur stilletjes wachten (geeuw) werden we beloond en zagen we een paar felgekleurde toekans en gifgroene papegaaien. Daarna volgde een gemeen lastige trektocht van een viertal uur door bos en woud. Wandelende bomen (die ongeveer een meter per jaar opschuiven!), gigantische en dus behoorlijk angstaanjagende mieren, en een paar slangen behoorden onder meer tot de bezienswaardigheden. Een half opgegeten diertje getuigde van de aanwezigheid van een jaguar of andere grote viervoeter, die we helaas niet te zien kregen. We troostten ons dan maar met het eten van ... termieten! Met de machete werd het nest opengepeuterd en iedereen (ook deze ex-vegetariër) peuterde zijn vinger naar binnen en haalde er een paar van de kriebelende beestjes uit. Termieten smaken een beetje naar munt en voor de rest naar weinig of niks :-)!

Na de uitputtingsslag stapten we afgemat weer in de boot. Die ons naar de overkant van de rivier bracht, waar we weer mochten uitstappen voor de volgende tocht van anderhalf uur! Gefoeter en gezucht, waterflessen gevuld en hup, we waren weer weg. De wanhoop net niet nabij bereikten we even na de middag onder een verzengende zon ons volgende verblijf, een weeshuis met zevenentwintig kamers en slechts zes weeskindjes. De kamers die voorlopig nog niet ingenomen waren, worden verhuurd aan toeristen, om wat extra inkomsten te winnen. De grappige kindjes (tussen 6 en 12 jaar oud) begluurden ons verlegen, en probeerden wat Engelse woordjes met ons uit te wisselen tijdens de lunch (een meer dan deugddoend bord spaghetti bolognèse (zonder vlees)).

Daarna volgde (alweer!) een lange wandeling, een boottocht (op een lekker ouderwets vlot gemaakt van boomstammen) en nog een tocht door een nieuw stuk woud. Slangen en kevers hielden ons gezelschap terwijl we voortploeterden en heel hard probeerden om niet aan onze pijnlijke benen te denken. Net voor het donker bereikten we opnieuw het verlaten spookdorpje waar het weeshuis helemaal aan het eind van een veel te breed aangelegde weg lag. Ergens weerklonk Madonna's 'Material girl'. Hoe surreëel!

Een paar koude douches en een pastabord later weerklonk gesnurk vanonder onze muskietennetten. De volgende dag werd ons extra vroege opstaan om tot aan een viewpoint te wandelen niet beloond door de apen die er normaal gezien vertoeven. Helaas. Dan maar weer terug gekeerd op weg naar ontbijt, om daarna weer te vertrekken in dezelfde richting als 's morgens vroeg. Richting boot, richting bus, richting Atalaya reservaat, waar we opgewacht werden door het aapje Paula, dat sinds een jaar in het reservaat resideert. Haar vriendje werd meegenomen voor verkoop op de zwarte markt, maar zou de volgende dag terugkeren naar het reservaat. De man die hem had meegenomen kon zijn rebels gedrag niet langer uitstaan en deed er weer afstand van. Paula wist toen nog niet hoe blij ze de volgende dag zou zijn!

Op onze laatste dag, vrijdag, vonden we dat er toch nog es gewerkt mocht worden en plantten we een paar nieuwe boompjes in het Amazonewoud. Vrijwilligers kappen er bamboe en planten ter compensatie nieuwe bomen om het bos opnieuw aan te planten. Zwoegen en zweten werd beloond met een frisse duik naast en onder de watervallen, op een kwartiertje klimmen van het reservaat. Een volledig vlindertapijt fladderde op toen we er aan kwamen! Net als in de Coca-Cola reclame namen ze dezelfde vorm aan van in dit geval de stenen, onze shorts en sokken, ze waren overal. Mooi!

Na een vrije namiddag namen we tegen 20u de nachtbus richting Cuzco. In de gietende regen moesten we terug langs de griezelige weggetjes, langs bergwanden en door riviertjes, in een wiebelende bus. Erg op ons gemak waren we toch niet. Maar we geraakten heelhuids in Cuzco. Tegen het ochtendkrieken werd de haan, die netjes verpakt zat in één van de talrijke zakken van de indiaanse bevolking, zowaar te kraaien. Het was tijd dat iedereen wakker werd, want we waren op onze bestemming aangekomen! Om 6u was ik blij dat ik me in mijn overdekte kamertje met vier muren, in een bed tussen frisse lakens kon vlijen en vrij van muggen en netten mijn tukje kon verderzetten.

En dat was het relaas van la selva. Tot de volgende!

L.

dinsdag 28 september 2010

Machu en Huayna ofte de Picchu's!

En toen stonden we plots in een postkaartje! Maandag bezochten we Machu Picchu, de lang verborgen, oude Inca stad, terecht alom geprezen en door Unesco bekroond tot werelderfgoed. De stad, die destijds (zo’n slordige 500 jaar geleden) als buitenverblijf gebruikt werd door koningen en ander hoge pieten (zo luidt althans één van de theorieën), ligt op een half uurtje bergop rondjes draaien van Aguas Calientes, genoemd naar z’n warmwaterbronnen, die wij overigens niet hebben uitgetest. Die schijnen sowieso toch nogal smerig en eigenlijk niet eens zo warm te zijn, dus we gaan er maar vanuit dat we niets gemist hebben.

Van Machu Picchu kunnen we zeker niets gemist hebben, want daar hebben we elk hoekje en kantje grondig bestudeerd. Tegen 6u (jawel, ’s morgens) stonden we – na een slapeloze nacht in een erbarmelijke jeugdherberg – als één van de eersten aan de ingang, zodat we bij de 400 gelukkigen zouden horen die als enigen de berg Huayna Picchu mochten beklimmen (slechts 2 keer 200 bezoekers mogen per dag de berg op, een groep om 7u en een groep om 10u. Wij zaten in de groep van 10u, er hadden zich dus al 200 strevers voor ons gemeld ;-)).

Na wat verkennende blikken en de eerste kiekjes ging het zelfverzekerd de eerste berg op, richting de Zonnepoort (Intipunku in het Quechua, de taal van de Inca’s die vandaag nog steeds gesproken wordt). We waren onze tocht gestart midden in een hele dikke pak nevel en gek genoeg klaarde het steeds meer op naarmate de klim vorderde. Toen we bijna aan de Zonnepoort waren, scheen de zon al door de wolken. Ook toevallig, of misschien ook niet ... hmm… ;-). Overal waar je keek, en niet alleen vanaf Intipunku, had je een fantastisch zicht op de bergen rondom, fenomenaal!

Onderweg weer naar beneden, richting de stad zelf, waar nog heel wat huisjes overeind zijn blijven staan dankzij de ontzagwekkende bouwstijl van de Inca’s, kwamen we op ons pad een paar vrij rond wandelende lama’s tegen, die duidelijk niet van plan waren voor ons uit de kant te gaan. Ze wilden wel met ons op de foto. Hun kleurrijke oorbellen vrolijk in het rond slaand.

Ondertussen begon het al aardig op te warmen, het was ten slotte toch al 9u … en de enthousiaste kreten dat wandelen en klimmen op Machu Picchu toch een pak makkelijker was dan in het 1000 meter hoger gelegen Cusco, werden algauw ingeslikt. Er was hier dan misschien iets meer zuurstof, het was toch ook puffen geblazen.

Tegen 10u hadden we het gevoel al een halve dag gewandeld en ‘gehiked’ te hebben, en dat was niet eens zo verkeerd, maar toen begon het nog maar pas. De Huayna Picchu. Aan de controlepost aan de voet van de berg werd streng gemeld dat je maar beter in een opperbeste conditie kon verkeren, of dat je anders beter rechtsomkeer maakte. Niet voor watjes dus. Phoe, fluitje van een cent. En weg waren we.

Pffffffffffffffffffff …! Juist op het moment dat we de dooien gingen beginnen tellen, bleek dat we de top levend hadden bereikt. Man, dat waren veel trappen! En stenen, en klimtouwen, grotten (nu ja, één, maar een hele smalle!) en ladders, maar we stonden helemaal boven! Né! Hadden wij dat even mooi geflikt, zie daar al die watjes daar beneden ;-). Wat een prachtig zicht op Machu Picchu, zo’n kleine 400 meter hoger (het leken er 4000 hoor!). Nu stonden we óp het postkaartje, want als je die hoge, steile berg bekijkt op de bekende uitzichten van MP, ewel, dáár stonden wij óp! Fier als gieters. Iemand overigens ooit een fiere gieter gezien? Ewel, ik ook niet, maar het klinkt toch hé ;-).

De tocht naar beneden zou veel makkelijker gaan dachten we, en we waren in gedachten al beneden onze lunch aan het bestellen. Helaas lieten de sandwiches iets langer op zich wachten, want naar beneden ‘klimmen’ leek zo mogelijk nog moeilijker dan naar boven. Op de moeilijkste stukken schoven we op handen en voeten naar beneden, gelukkig ben ik over mijn hoogtevrees heen! Niet eens zo veel later dan gepland checkten we weer uit het berggebied en stonden we weer op de begane grond. Op naar de uitgang, waar we bij gebrek aan aanwezig personeel zelf onze paspoorten van een Machu Picchu stempel voorzagen. Check! Missie geslaagd.

Tussen het klimmen en kiekjes nemen door, dacht ik aan mijn vrijwilligersproject. Hoewel het reizen en ontdekken echt meer dan de moeite waard is, ben ik niet enkel daarvoor naar hier gekomen. De laatste dagen kwam er van lesgeven maar bitter weinig in huis, deels door omstandigheden, en deels door wangedrag van de leerlingen. Hoewel ik er zeker van ben dat ik hen al één en ander heb bijgebracht, lijken ze niet het type kinderen die mijn hulp echt nodig hebben. Al sinds de eerste dag verbaasde ik me over hoe rijk de kids zijn. Het ontbreekt hen aan niets. Behalve dan misschien aan interesse. Tienerjongens kan je uiteraard niet als een voorkeurpubliek beschouwen, en ik weet wel dat ze hun nieuwsgierigheid, leergierigheid onder hun stoere petten verbergen, maar toch kan ik me niet meer van de indruk ontdoen dat ik méér kan doen hier in Cusco.

Daarom ga ik morgen een nieuwe plek uittesten, één voor kleinere kindjes tussen 3 en 5, die uit arme buurten komen, en naar scholen gaan waar men niets kan betalen, zelfs geen degelijk aantal leraars. Later deze week heb ik me ook opgegeven om een kijkje te gaan nemen in een weeshuis voor achtergelaten en te vondeling gelegde baby’s, waar men ook mensen te kort komt. Ik weet nog niet of dat iets voor mij zal zijn, maar ik weet wel dat het interessant zal zijn om te zien hoe het er daar aan toe gaat. We zullen zien, ik laat het wel weten!

Hasta la próxima!