Alweer zo'n goeie tien dagen geleden sinds de laatste Peruaanse verwikkelingen op virtueel papier belandden. Ondertussen zijn we alweer een paar ervaringen rijker, waaronder een bezoekje aan de jungle, het Amazonewoud! Na een 11 uur durende rit in een bus nauwelijks die naam waardig, bereikten we vorige week maandag even voor valavond het reservaat Atalaya, in de bufferzone van het Nationaal Park van Manu, in het Amazonegebied. De bufferzone is toegankelijk voor toeristen, zij het steeds onder streng toezicht. Het Amazonewoud is geen bos om es een wandelingetje in te maken op zondagnamiddag! Het overgrote deel van Parque Nacional de Manu is niet toegankelijk voor de westerse medemens. Diegene die het waagt door te dringen tot de kern van het park, riskeert letterlijk een kopje kleiner gemaakt te worden door de indianenstammen die er beschermd worden en met steun van de overheid hun eeuwenoude cultuur in leven houden.
Wij waren al lang blij dat we in de jungle waren, bufferzone of niet, en installeerden onszelf en onze bagage naast ons met muskietennet overdekte bed. Na een koude douche met ecologisch afbreekbare zeep (Nivea- en Elsèvetubekes voor niets meegesleurd) waren we klaar voor een bord hete quinoasoep en gebraden kip met witte rijst (of wat dacht je), vergezeld van sprinkhanen, kevers en reuzegrote vuurvliegen (niet in maar naast ons bord, gelukkig). Om 18u is het pikkedonker in de jungle, dus tegen goed 20u waren de kaarsen opgebrand en zochten we met de zaklamp ons bed op. Het oorverdovende geluid van de wild ruisende rivier en het gekrekel van de miljoenen ons omringende beestjes hielden ons niet al te lang uit onze slaap. De volgende dag zou de wekker ons om 5u uit ons bed wippen.
Dinsdagmorgen vroeg in de morgen, begaven we ons, met een stevig Peruaans ontbijt achter de kiezen (typisch broodje + confituur + sap zonder naam + koffie/thee met poedermelk, mmm? ..), in de richting van de trailer/bus die ons tot aan het reservaat gebracht had. Eén voor één staken we de rivier weer over op een platform van houten planken dat aan een stevige stalen draad hing, en met touw werd voortgetrokken naar de andere kant.
De 'bus' bracht ons langs verlaten indiaanse dorpjes, die ook hier niet van de verkiezingsgekte gespaard waren gebleven, en waar dus alle houten huisjes consequent beschilderd waren met schreeuwerige verkiezingsslogans (om ook de analfabete bevolking tot hun kiezerspubliek te verleiden, worden partijen voorgesteld door ''papa'' (aardappel) of ''pan'' (brood) en wordt er voorgetoond op de affiches en posters hoe je correct moet stemmen). We bezochten een lokaal boerderijtje, waar o.a. een varken lelijk huis hield en de bewoonsters op stang joeg met zijn schriel gekweel als zou ie elk ogenblik tot worsten en mignonetjes gereduceerd worden. De huispapegaai daarentegen ging behoorlijk tam bij iedereen op de schouder en op de foto. Toen ie mijn voorganger royaal onder poepte had ik het wel gezien. Een kiekje van ver zou ook wel volstaan :-).
Achter de boerderij werd een kleine cocaplantage gehouden. Een klein indiaans vrouwtje van goed middelbare leeftijd had zich onder de planten verstopt en sloeg ons met kleine, nieuwsgierige oogjes gade, haar mond vol cocabladeren. Het cocablad wordt al te vaak met de cocaïnedrug geassocieerd, één van de doeleinden van het product. De indiaanse bevolking in Peru, Bolivië, etc. gebruikt de bladeren echter voor tal van andere, heilzame en medische doeleinden. De overheden van die landen ijveren voor de (verdere) legalisering van de coca-cultuur, en voeren hierin een strijd tegen de VS en een aantal (guerilla)bewegingen die zoveel mogelijk plantages willen vernietigen. Eén kilo cocabladeren levert ongeveer 1 euro op. Per persoon mag er twee kilo vervoerd worden naar de steden, wat dus een belachelijk geringe winst oplevert. Op de bus in het terugkeren zouden we door de politie tegengehouden worden, die de hele bus doorzocht en het teveel aan cocabladeren meenam. Wat met de inbeslaggenomene kilo's zou gebeuren, konden we alleen maar vermoeden.
Een uurtje hobbelen later arriveerden we bij de boot, die ons tot bij onze lodge zou brengen. Het huisje dat letterlijk half op rotsen rustte en half boven water hing, zou ons verblijf worden voor één nacht. Na de lunch (pasta met frieten, aardappelen en kip ..) maakten we na een korte boottocht een stevige wandeling iets dieper in 'la selva', de jungle. Een kappucijnaapje bespiedde ons vanuit zijn stekje hoog in de bomen. Verse ananas werd geplukt en ter plekke opgegeten (warm!) en we zagen voor het eerst in ons leven een tros rode bananen, en ook nog een resem andere, inheemse fruitsoorten.
Na de stevige wandeling en een goed uur wachten op de boot (de bootsman had op z'n Peruaans uurwerk gekeken) werd er gedoucht in de lodge met zicht op fauna en flora, want er waren slechts drie muren :-). Gegil en 'geschruwel' van sommige meisjes wees erop dat het water op was en de douche beslist had om over te gaan op het sproeien van verse modder. Gratis spa!
De volgende morgen voeren we rond 4u30 in het pikkedonker richting de favoriete papegaaien-eetplaats. Tussen 5u en 7u10 kan de kleigrond bezocht worden om toekans en zo te spotten. Na een uur stilletjes wachten (geeuw) werden we beloond en zagen we een paar felgekleurde toekans en gifgroene papegaaien. Daarna volgde een gemeen lastige trektocht van een viertal uur door bos en woud. Wandelende bomen (die ongeveer een meter per jaar opschuiven!), gigantische en dus behoorlijk angstaanjagende mieren, en een paar slangen behoorden onder meer tot de bezienswaardigheden. Een half opgegeten diertje getuigde van de aanwezigheid van een jaguar of andere grote viervoeter, die we helaas niet te zien kregen. We troostten ons dan maar met het eten van ... termieten! Met de machete werd het nest opengepeuterd en iedereen (ook deze ex-vegetariër) peuterde zijn vinger naar binnen en haalde er een paar van de kriebelende beestjes uit. Termieten smaken een beetje naar munt en voor de rest naar weinig of niks :-)!
Na de uitputtingsslag stapten we afgemat weer in de boot. Die ons naar de overkant van de rivier bracht, waar we weer mochten uitstappen voor de volgende tocht van anderhalf uur! Gefoeter en gezucht, waterflessen gevuld en hup, we waren weer weg. De wanhoop net niet nabij bereikten we even na de middag onder een verzengende zon ons volgende verblijf, een weeshuis met zevenentwintig kamers en slechts zes weeskindjes. De kamers die voorlopig nog niet ingenomen waren, worden verhuurd aan toeristen, om wat extra inkomsten te winnen. De grappige kindjes (tussen 6 en 12 jaar oud) begluurden ons verlegen, en probeerden wat Engelse woordjes met ons uit te wisselen tijdens de lunch (een meer dan deugddoend bord spaghetti bolognèse (zonder vlees)).
Daarna volgde (alweer!) een lange wandeling, een boottocht (op een lekker ouderwets vlot gemaakt van boomstammen) en nog een tocht door een nieuw stuk woud. Slangen en kevers hielden ons gezelschap terwijl we voortploeterden en heel hard probeerden om niet aan onze pijnlijke benen te denken. Net voor het donker bereikten we opnieuw het verlaten spookdorpje waar het weeshuis helemaal aan het eind van een veel te breed aangelegde weg lag. Ergens weerklonk Madonna's 'Material girl'. Hoe surreëel!
Een paar koude douches en een pastabord later weerklonk gesnurk vanonder onze muskietennetten. De volgende dag werd ons extra vroege opstaan om tot aan een viewpoint te wandelen niet beloond door de apen die er normaal gezien vertoeven. Helaas. Dan maar weer terug gekeerd op weg naar ontbijt, om daarna weer te vertrekken in dezelfde richting als 's morgens vroeg. Richting boot, richting bus, richting Atalaya reservaat, waar we opgewacht werden door het aapje Paula, dat sinds een jaar in het reservaat resideert. Haar vriendje werd meegenomen voor verkoop op de zwarte markt, maar zou de volgende dag terugkeren naar het reservaat. De man die hem had meegenomen kon zijn rebels gedrag niet langer uitstaan en deed er weer afstand van. Paula wist toen nog niet hoe blij ze de volgende dag zou zijn!
Op onze laatste dag, vrijdag, vonden we dat er toch nog es gewerkt mocht worden en plantten we een paar nieuwe boompjes in het Amazonewoud. Vrijwilligers kappen er bamboe en planten ter compensatie nieuwe bomen om het bos opnieuw aan te planten. Zwoegen en zweten werd beloond met een frisse duik naast en onder de watervallen, op een kwartiertje klimmen van het reservaat. Een volledig vlindertapijt fladderde op toen we er aan kwamen! Net als in de Coca-Cola reclame namen ze dezelfde vorm aan van in dit geval de stenen, onze shorts en sokken, ze waren overal. Mooi!
Na een vrije namiddag namen we tegen 20u de nachtbus richting Cuzco. In de gietende regen moesten we terug langs de griezelige weggetjes, langs bergwanden en door riviertjes, in een wiebelende bus. Erg op ons gemak waren we toch niet. Maar we geraakten heelhuids in Cuzco. Tegen het ochtendkrieken werd de haan, die netjes verpakt zat in één van de talrijke zakken van de indiaanse bevolking, zowaar te kraaien. Het was tijd dat iedereen wakker werd, want we waren op onze bestemming aangekomen! Om 6u was ik blij dat ik me in mijn overdekte kamertje met vier muren, in een bed tussen frisse lakens kon vlijen en vrij van muggen en netten mijn tukje kon verderzetten.
En dat was het relaas van la selva. Tot de volgende!
L.